Mensen met het Syndroom van Down hebben veel begeleiding nodig, dus extra zorg is aan te raden. Op latere leeftijd krijgen ze vaak andere klachten zoals maag-, darm- of hartproblemen, een voedselallergie en een trage werking van de schildklier. Ook zijn sommige mensen vatbaar voor infecties. Dus het is wel erg belangrijk dat er een verpleegkundige in de buurt is. De verpleegkundige heeft verstand van het ziektebeeld en weten hoe ze moeten handelen bij een spierspasme bijvoorbeeld.

Kinderen met Down groeien thuis in het gezin op, waardoor hulpvragen vaak naar de HA gaan. Dus meestal is er geen extra verpleegkundige zorg nodig.

Wat zijn de interventies?

De interventies kunnen zijn de temperatuur in de gaten houden voor de zorgvrager met syndroom van down. De interventie moet juist uitgevoerd worden door de verpleegkundige om zo min mogelijk gedrag uit te lokken van de zorgvrager met Tourette. We controleren de temperatuur omdat de zorgvrager met syndroom van down een lage temperatuur heeft vergeleken met iemand die geen syndroom van down heeft. De temperatuur van een zorgvrager met syndroom van down heeft rond de 35-36 graden op een normale dag. De interventies verschillen per zorgvrager en hun persoonlijkheid. 

Wat zijn de verpleegdoelen?

Bij een zorgvrager met syndroom van down en Tourette kan je verschillende doelen hebben. Dit verschilt per persoon. Iemand met het syndroom van Down is bekend om eigenwijs te zijn. Je laat de zorgvrager in zijn waarde, je kijkt wat hij/zij graag wilt. Je reageert niet raar op de tics van de zorgvrager, dit omdat de zorgvrager onrustig kan worden door jouw reactie. Je helpt de zorgvrager waarbij hij/zij hulp nodig heeft.

Enkele verpleegproblemen bij mensen met Down: foute begeleiding, concentratietekort, gedrag, benauwdheid, aangeboren hartafwijking, gehoorafwijking.

P = geen concentratie

E = syndroom van Down

S = snel afgeleid en niet op letten.